foto: maart/2022, na restauratie
De Andreaskerk, destijds een rooms-katholieke kerk, is in oorsprong een romano-gotisch zaalgebouw, dat dateert uit de eerste helft van de 13e eeuw. Het is gebouwd op het hoogste punt van de meer dan 2500 jaar oude wierde en is rondom omgeven door een gracht en een weg. De kerk staat dus als het ware op een eilandje midden in ‘t Loug van het dorp.
Uit pastoorzegels van 1446 en 1534 blijkt dat de kerk is gewijd aan de apostel Andreas. De huidige kerk werd in 1676 gebouwd nadat enige jaren eerder de oorspronkelijke kerk met enige huizen “door een noodlottig toeval” in vlammen was opgegaan. Alleen de muren bleven toen grotendeels behouden. Helaas zijn ze door het wegbreken van de drie originele vensters aan de zuidzijde en de door de inbraak i.v.m de noorderaanbouw, het z.g. “nije end” in 1848, in ernstige mate verminkt. Bij de herbouw in 1676 werd ook de oostmuur gesloopt en vervangen door het huidige driezijdig gesloten koor. Doordat de huidige toren in 1902 werd ingebouwd in de oude westgevel. is het siermetselwerk, venster en deur daarvan ook geheel verdwenen. In de “nissen” ten zuiden en noorden van de toren zijn slechts nog enige sporen zichtbaar.
Restauratie 1969-1970
In de jaren 1969/1970 werd de kerk onder leiding van de architect P.L. de Vrieze grondig gerestaureerd. Tijdens deze werkzaamheden kwamen er vondsten tevoorschijn, die een beeld schetsen hoe de kerk er in de middeleeuwen moet hebben uitgezien. Uit het metselwerk van de lengtemuren bleek dat de kerk drie gewelven bezat, de z.g. inkassingen zijn gedeeltelijk herkenbaar. Onder het hoogste punt van elk gewelf zat in de lengtemuur van het schip een klein smal rondboograampje, geflankeerd door twee z.g. blindnissen. Aan de noordzijde bij de toren kon dit, samen met een poort, weer in de oorspronkelijke staat teruggebracht worden. Verder werden er nog allerlei interessante muurnissen, rondbogen etc, ontdekt, w.o. in de noordwand een muurnis, die in de katholieke periode als piscina (wasbekken) werd gebruikt. De zuidgevel vertoont ook sporen van decoratieve wandversierselen, waaronder een poort. Mede door deze vondsten, die grotendeels bewaard zijn gebleven, heeft het kerkgebouw relatief veel van zijn romano-gotische architectuur behouden.
Tijdens een, bij de restauratie ingesteld, archeologisch onderzoek kwamen er in het koor funderingen van een hoofdaltaar zichtbaar, waarvan tegen de noord- en zuidmuur een zijaltaar was geplaatst. In het midden van de westzijde werd een rond fundament gevonden, dat de plaats van het doopvont moet zijn geweest. Verder kwamen een viertal fragmenten van het altaarblad te voorschijn. Ze vonden als eerbiedwaardige relieken en stille getuigen van de Beeldenstorm van ca. 1566, weer een plaats in de kerk.
Restauratie 2021/2022
In 2021 werd een grondige restauratie door de firma Sietsema uit Uithuizen in opdracht van Groninger Kerken uitgevoerd. Tijdens deze restauratie werd onder andere de aarbevingsschade hersteld en werden ook na een historisch kleuronderzoek, door de firma Veldman&Veltman, de originele kleuren weer aangebracht op het zink- en pleisterwerk. De ooit witte kerk veranderde hierdoor in een meer licht zandsteen kleurige kerk. Tijdens de restauratie is er achter een dichtgemetselde 13e eeuwse manneningang een unieke sluitsteen in de vorm van een mannetje (fratskop) teruggevonden.
Luidklok
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de luidklok geroofd en omgesmolten. Het opschrift luidde: Anno 1709 moneo tot Spyck, Titie Goosens heeft my gegooten ras, doen hy noch freyer was. In 1947 werd een nieuwe klok geplaatst, waarna er in 1961 een klokkenspel aan werd toegevoegd.
In de noorderaanbouw is een galerij met snijwerk uit de 2e helft van de 17e eeuw opgesteld. De houten preekstoel dateert uit 1902 en is in 1936 gerestaureerd. Er zijn echter delen van de vroegere 17e eeuwse preekstoel in verwerkt. Een van de panelen vertoont een pelikaan met jong, het symbool van de opofferende christelijke liefde. Op de preekstoel vindt met een dubbele kaarsarm uit de 17e/18e eeuw. Van een “Herenbank” zijn afkomstig de alliantiewapens van het echtpaar Cornelis van Maneil en Josina Petronella Alberda, rond 1800. De Maneil’s zijn primaire collatoren geweest, en resideerden op de borg “Luinga” te Bierum.
Verder vindt met in de kerk een in 1986 postuum aangebracht rouwbord voor Jr. Reynt Alberda, overleden. 1625. In 1981 is een replica van een mogelijk verloren gegaan rouwbord voor Willem en diens broer Reynt Ubbena geplaatst, respectievelijk overleden in 1721 en 1723. Zij waren de laatste “Heren van Spyck”. De vertaling van de Latijnse tekst luidt: “Midden in het leven staan wij in de dood; Wie kunnen wij tot onze helper zoeken buiten U, o Heer”.
De jonkers Ubbena waren dus “Heer van Spyck” en primaire collator. Zij bewoonden de beide borgen ten oosten en zuiden van Spijk, waarvan de grachten en singels nog gedeeltelijk aanwezig zijn. Het betreft het huidige “Börgstee” en “Ubbenaheerd”, in de laatste bevindt zich nog een gebeeldhouwd kopje. Van deze Ubbena’s, die de navolgens van de Alberda’s zullen zijn geweest, liggen grafzerken in de kerk, verder die van Jan Ubbena, overleden 1639, en Willem Ubbena, overleden 1654. In en om de kerk zijn nog een aantal grafzerken uit de 17e, 18e en 19e eeuw te vinden. Een eiken paneel vermeldt de namen van de hervormde predikanten. De eerste predikant, Rudophus Heemse, was in 1594 als pastoor van Spijk, overgegaan tot de “nye leer”.
In de kerk hangen een aantal religieuze wandborden: op het eerste bord een gestileerde afbeelding van de sarcofaag van Simon van Cyrene, die gedwongen werd om Christus’ kruis te dragen; voorstellende het symbool van de Opstanding. Op het tweede bord een samenvatting van het evangelie van Johannes; “het vleesgeworden Woord”. Het derde bord is een vergroot replica van een miniatuur uit het Evangelarium van Hendrik de Leeuw, omstreeks 1175. Het stelt voor het H. Avondmaal en de Voetwassing, Verder in de kruisvorm van het bord met het “Onze Vader”. een plaquette herinnert aan de vele rampzalige watervloeden die het dorp Spijk hebben geteisterd, met name de Sint Maartensvloed van 1686 en de Kerstvloed van 1717.
De slank oprijzende toren dateert uit 1902, ter vervanging van de in 1711 opgerichte dakruiter. Een kaart van rond 1675 bewijst dat deze een dergelijke voorganger heeft gehad, die door de brand van ca. 1674 moet zijn verdwenen.
Het Avondmaalszilver bestaat o.a. uit twee bekers, uit respectievelijk 1730 en 1783, een schenkkan van 1783 en twee borden van tin. Ten slotte vinden we in de consistoriekamer een aantal afbeeldingen die betrekking hebben op de historie van de kerk.
Het Kerkzegel van het Kerspel Spijk, A.D. 1534
Het randschrift luidt: DUTMER WESEWE CURATOR IN SPIC.
Beeltenis: de apostel Andreas voor het z.g. Andreaskruis, voor zich een schild houdende waarop een dito kruis en de initialen D.W. Het huidige kerkzegel van de Nederlands Hervormde Andreaskerk vertoont met recht het symbool van de apostel Andreas, het schuinkruis omgeven door een lauwerkrans. Ook het dorpswapen en vlag van Spijk vertonen o.a. het Andreaskruis. Zodoende is verleden en heden middels heraldiek en symboliek met elkaar verbonden.
“DISPOSITUM CUSTODI”
Bewaar het U toevertrouwde pand.
Dispositie van het orgel.
Gebouwd door L.van Dam & Zn. te Leeuwarden. Opgeleverd 3 augustus 1884.
Onderklavier
1 Presant 8 voet van Engels tin gepolijst in het front
2 Bourdon 16 voet van Metaal, 16 stuks van Eikenhout
3 Violon 8 voet van Metaal, vanaf groot E open mensuur
Bron
Literatuur: Jakob B. Bronsema, De Nederlands Hervormde Andreaskerk te Spijk. copyright 1987/2004
Literatuur: Groningerkerken.nl