Het tijdsbeeld rond 1886 (deel 8 – slot)

te brengen. Ook ik kreeg op tijdmijn”borreltje” Endit zowel als mijn werk beviel me best. Eindelijk tegen den avond was alles klaar. Het zaad was in zakken naar de schuur gereden;de lege struiken,het stroo,lag in een groten hoop op het land; het gereedschap werd op een wagen geladen en ook naar huis gereden en het werkvolk, ook ik,
begaf zich naar de boerderij. Hier zou de dag met een feestelijken maaltijd vrolijk beëindigd worden. Dat leek me niet gek.Het zou het glanspunt van den dag worden, dacht ik. We wasten ons allen een beetje en wachtten toen op de dingen, die komen zouden. Eerst werden we Getracteerd. Waarop? ge raadt het nooit. Op jenever met stroop. Ja, heus, op jenever met stroop! Ik vergis me niet. En ook daarvan heb ik mijn portie gehad. Maar ik ben niet boven mijn theewater geraakt. Wat een vreemde gewoonte, zult ge zeggen en dat geef ik toe, maar lands wijs ,lands eer, moet ge maar denken.De mensen van dien avond vonden het helemaal niet gek, want het was immers gewoonte, het hoorde zoo.
Eindelijk begon de maaltijd. Eerst kregen we aardappelen met flink wat heerlijk vlees ven ham. Dat smaakte! Ieder deed zich tegoed. Toen allen voldaan waren, werd er rijstepap opgediend met goed suiker en kaneel. Heerlijk was het. Een boerenmaaltijd, doch ik kan U verzekeren, dat de maag dien avond behoorlijk op de leest werd gezet. Het was heel gezellig. Er werd veel gepraat en allerlei grappen werden er ten beste gegeven. Eenmaal ben ik een beetje geschrokken. Dat kwam zo. Ik zat toevallig naast de dienstbode van den boer, de meid dus. Of ze iets meer van de jenever met stroop gesnoept had dan beslist nodig was, weet ik niet, maar ze was blijkbaar in een wat jolige bui , want plotseling trachtte ze mij een arm om den hals te slaan. Ik was nog nièt oud genoeg om zoo,n grapje te waarderen en schikte wat onthutst op zij. Een van de aanwezigen zei:”nait baang weezn,jong”,maar dat me maakte mij nog meer verlegen. Eindeljjk was het feestmaal afgelopen en allen gingen nu al spoedig opgewekt en voldaan huiswaarts •••••• Het leven bij ons thuis is gedurende mijn schooljaren vrij rustig en gelijkmatig verlopen. Vader verliet het huis des morgens al vroeg en kwam eerst des mogens weer thuis. De werkdagen duurden lang in die dagen. Zondag was de rustdag. Gewerkt werd er nimmer op dien dag. V. en M. namen het heel nauw op dat punt. Zelfs bepaalde spelletjes van de kinderen moesten dan achterwege bljjven. Of V. en M. zich van het waarom altijd voldoende rekenschap zullen hebben gegeven? De kinderen gingen allen al op jeugdigen leeftijd mee naar de kerk. Enkele jaren achtereen waren dat alleen Jan en ik, want onze broer Jans, als reeds opgemerkt, was 4,5 jaar jonger dan ik. De jongste 5 kinderen zijn nooit op de openbare school geweest, terwijl broer Jan nooit leerling geweest is van de chr.school. Ik wil nu enkele personen noemen, die geregeld in de Dolerende kerk kwamen en die me ieder door zekere eigenaardigheden bizonder goed bijgebleven zijn. Een ervan was in de week schoenmaker en des zondags koster van onze kerk. Hij had een vaste plaats vlak bij de kerkdeur. Deze man heb ik talloze malen met veel belangstelling en vermaak bestudeerd. Veel genoeglijke ogenblikken heb ik aan hem te danken gehad. Hij kwam binnen, ging op zijn plaats aan het eind van de bank bij het middelpad zitten, nam zijn pet met stijveklep af en hield die dan voor zjjn gezicht. Dan ging hij bidden. De man zal het misschien wel heel ernstig gemeend hebben, maar op mij die er naar keek, maakte het door zijn wijze van doen een hoogst koddige lachwekkenden indruk. Horen deed men hem niet ,maar zijn lippen bewogen zich voort durend, alsof hij fluisterend sprak. Liep hem een kerkganger voorbij, dan keek hij even schuin achter zijn pet vandaan. Zijn lippen waren dan zolang stil. Had hij gezien, wie er langs liep, dan keek hij weer in het petje en het geprevel begon opnieuw. Zo was onze koster, de brave man in de kerk. Het zingen ging soms in onze kerk niet al te best. Een orgel was de gemeente niet rijk. Wel was er een voorzanger, door de week kleermaker. Als de voorzanger per ongeluk een weinig aan den lagen kant begon; wat wel eens voorkwam, dan dan kon hij noch de gemeente de laagste tonen nog krijgen en het geluid stierf zo goed als weg. Om dit te voorkomen begon hij een anderen keer soms te hoog en liep het weer mis. Werd er een bekende psalm gezongen, dan lukte het dikwijls vrij aardig, maar 0 wee, als de psalm minder bekend was en de wijs nogal lastig, dan kon het met het zingen soms hopeloos vastlopen, hoe de voorzanger ook zijn best deed.

Menigeen moet zijn hart vastgehouden en zich afgevraagd hebben: hoe zal dat gaan? Ja, het valt dikwijls niet mee een voorzanger te vinden, die ten volle voor zijn taak is berekend. Ook zie ik nog een man voor me, van wie men zei, dat hij wat “eigenaardig” was. Hij was al op jaren, zijn haar was reeds geheel vergrijsd,wit. Zijn schelle stem klonk onder het zingen boven die van de anderen uit. Hij deed zijn uiterste best en had de gewoonte zich met beide handen aan de leuning van de bank voor hem vast te grijpen, alsof hij steun nodig had. Dan kon er vaak een goedige, blijde glimlach over zijn gezicht glijden, dat het leek, alsof hij het uitermate naar den zin had. Nu, ik had er ook schik in en de man had mijn volle aandacht. Eens gebeurde het, dat een ouderling, die bij het begin van den dienst moest voorlezen, zijn taak niet ten einde kon brengen. De Dominee had om voor te lezen opgegeven Ps.84, doch de bedoelde ouderling raakte zo bewogen, dat zijn stem begon te beven en hij bleef steken. Dat maakte ook indruk op mij, doch deze indruk was een heel andere, dan die ik kreeg bij het gebedje van den koster. Wij woonden een minuut of IOV dus eenzaam volgens de mensen buiten het dorp. lk heb het er nooit eenzaam gevonden. lk geloof trouwens niet, dat een kind de plek, waar hij geboren wordt en opgroeit bij zijn ouders, ooit gemakkelijk eenzaam zal vinden. We woonden er ook niet helemaal alleen. het huis van onzen naasten buurman stond misschien een dertig meter van het onze af Buurman heette Jan Pastoor en zijn vrouw Anje. Beiden waren aanmerkelijk ouder dan mijn ouders. De vrouw kon lezen noch schrijven en was wat men noemt dom. De man was blijkbaar wel wat op school geweest, kon tenminste lezen en schrijven, maar het spijt mij, als ik de waarheid geweld zou aan doen, als ik anders schreef. hij was erg onverstandig en vreemd. De man was grof gebouwd. Zijn wangen zagen blauw van een zwaren baard, die rondom en onder zijn kin niet weggeschoren doch wel altijd netjes bijgeknipt was. ln zijn ogen lag iets gluiperigs. Voor zover ik weet, hadden Jan en Anje vijf kinderen, de drie oudste drie meisjes en de jongste twee jongens. Hun jongste meisje had ongeveer den leeftijd van mijn broer Jan, terwijl hun oudste zoon, ook een Jan, zowat met mij overeen kwam. Met deze drie, Betje, Jan En Klaas, hebben we vaak gespeeld. Onze andere buren woonden een paar honderd meter van ons vandaan en dichter bij het dorp. lk ging al naar school, toen hun huis gebouwd werd. Toen de balken van de vloeren al gelegd waren doch de vloeren zelf nog niet, speelden we krijgertje over de ‘DE bewoners van het nieuwe huis heetten Klaas Pieterman en zijn vrouw Jantje. Het is een groot gezin geworden. Eigenlijke speel, kameraden zijn wij met hun kinderen niet geworden. Daarvoor was het verschil in leeftijd te groot, want de kinderen zijn allen in dat huis , geboren. Van beide buren en hun gezinnen wil ik een en ander uit mijn geheugen te voorschijn halen. Het gezin van Jan Pastoor was wat ruw. Vloeken was er niets ongewoons. Hij ging wel naar de kerkhervormd) zij niet, geloof ik. Hun kinderen gingen naar de openbare school
en leerden slecht. Jan en Klaas hadden beiden een kwaadaardig zeer op het hoofd, ze hadden wat men noemt een kletskop. Als die hoofden op zaterdagavond onder handen genomen werden ‘door vader of moeder, hebben we meermalen een vervaarlijk gekrijs gehoord. Dat wassen was blijkbaar een pijnlijke geschiedenis voor de jongens. Op zijn tuin was buurman P. zeer netjes. In den zomer was hij gewoon op zaterdag de paden in den tuin keurig aan te harken om den tuin een goed aan te geven. De verhouding tussen man en vrouw was niet prettig om het zacht uit te drukken. Deze conclusie mag, dunkt me, veilig getrokken worden uit de volgende staaltjes. I Dicht bij hun huis stond een boom. Wanneer het wat woei,zwiepten natuurlijk de takken heen en weer sloegen dan ook vaak tegen de pannen van het dak. tengevolge daarvan kon buurman soms niet slapen, want het lawaai hield hem wakker of maakte in elk geval zijn slaap onrustig. Heel gewoon zouden we zeggen. maar buurman dacht er anders over-. ,De boom had geen schuld. De schuld lag bij zijn vrouw, bij Anje,bij Aan, ‘twief, zoals buurman zich dan liever uitdrukte. Aan was een heks. 2. Als buurman des mogens het huis verliet om naar zijn werk te gaan, kon het gebeuren, dat hij iets vergat, bijv. Zijn pijp of een stuk gereedschap. Soms ‘schoot hem dit niet eerder te binnen dan wanneer hij al een flink eind van huis was doch er zat niets anders op dan terug te lopen en het vergetene te halen. Eigen schuld, man, zouden we zeggen. Beter op je tellen passen. Ja,alles
goed en wel, maar zo eenvoudig lag de zaak toch heus weer niet. Ook hier had de vrouw weer de hand in het spel. Zij had wel gemerkt, dat hij iets vergat, maar je moet niet denken, dat ze hem zou waarschuwen! Kun je begrijpen! Zai laagt er om, dei dvel. 3.Het is voormiddag. Buurman is dichtbij het huis in zijn tuin bezig(en krijgt blijkbaar trek in eten. Hij begint tot zijn vrouw te roepen:,,Aanje!” Nog eens, wat harder:”Aanje! Met den nadruk sterk op de eerste lettergreep. Anje hoort het natuurlijk wel, denkt hij, ze doet alleen naar, alsof ze het niet hoort. De aderen op zijn voorhoofd beginnen gevaarlijk te zwellen, zo kwaad wordt hij. Nog eens een schreeuw:”Aan!” Geen antwoord. Nu trekt hij met een nijdig gebaar zijn horloge uit het uurwerkzakje in zijn broek en met diepe verachting bromt hij:”God bewaor mie ,nou is ‘t ain uur! ‘Neen, helemaal normaal is buurman Pastoor niet en dat weten de mensen 4.Een oom van mij, Jelte van der Woude Of Jeltoom zoals wij, kinderen, hem noemden, zou een stuk land met paardebonen wieden voor een met den boer overeengekomen sommetje. Ik zou hem helpen. Het is morgen. Samen met nog enkele andere arbeiders lopen we over den grintweg naar het werk. Buurman Pastoor is er ook bij. Hij is erg nieuwsgierig om te weten, voor hoeveel geld mijn oom dat werk heeft aangenomen, maar acht het ogenblik om te vragen nog niet gunstig. Hij denkt:straks gaat er een weg linksaf en precies bij het scheiden zal ik de vraag doen. We liepen door. Oom en ik moesten rechtdoor. Plotseling: “Wat krigs veur dat stuk, Jelte?” En,oom, kort: “Geld! ” terwijl zijn ogen ondeugend twinkelt. Had een ander de vraag gedaan, dan, zou oom msschien de som genoemd hebben, maar nu het Jan Pastoor was! Wacht even! Daar moest je net Jeltoom voor hebben. Kijk hem eens in zijn ogen._Onze wat verderweg wonende buurman was een heel andere figuur. Hij was vrij lang, echter niet grof van bouw, eerder schraal. Zijn verstand was veel beter dan dat van Pastoor. Hij was opgewekt van aard en kon soms guitig voor den dag komen. Wij pasten er beter bij dan bij onze naaste buren, mede omdat ze gereformeerd waren. Jammer dat de vrouw, Jantje, zo slordig was. Veel omgang tussen de buren onderling bestond er niet, daar trouwens meest al ook de tijd voor. De mannen kwamen wel eens bij ons om elkander het haar te knippen.W:ij gingen ook nooit naar een kapper. Moest ons het haar geknipt worden, dan deed Vader dat. Als Klaas Pieterman eens
op een winterdag een praatje kwam maken, dan vonden wij, kinderen, dat prettig. Hij was een gezellige prater en kon allersmakelijkst lachen, waarbij hij een soort sissend geluid maakte en zijn gezicht in duizend plooitjes kwam te staan. Moest ik een vergelijking maken tussen de gezinnen van onze buren en het onze ,dan kan ik gerust zeggen, hoe arrogant het moge klinken, dat het laatste op aanmerkelijk hoger peil stond. Dat was stellig voor een groot deel te danken aan Moeder. Zij was een schradere vrouw met een scherp verstand, die in dit opzicht ver boven velen uitstak. Ze was erop gesteld, dat alles er in huis keurig en welverzorgd uitzag. Ook de kinderen moesten altijd proper voor den dag komen evenals Vader en zijzelf, al kostte dat alles vaak moeite genoeg, als gevolg van de helaas steeds te schrale beurs. Het gevolg van een en ander was evenwel een zeker cachet verleende, dat het ons gezin, daarover stellig meer dan eens wat smalend gepraat zal zijn, doch waarom men ons toch tegelijker tijd in stilte en met zorgvuldig verborgen jaloersheid zal hebben benijd. Moeder werd altijd met zeker respect bejegend, maar ik ben ervan overtuigd, dat men, onder elkaar, haar vaak voor een trotse vrouw heeft uitgemaakt. Moeders karakter was aan den zwaarmoedigen kant, doch de levensomstandigheden waren daaraan zeker ook voor een deel debet. aan. Vader EN Moeder hebben geen gemakkelijk leven gehad, maar gelukkig was Vader meer Blijmoedig van aard. Ik wil hier nog opmerken, dat het echter vooral Moeder was ,op wie de zware taak rustte om met een karig inkomen zóveel te doen, dat het van haar krachten weleens teveel zal hebben gevraagd. Vader verrichtte, jaar in jaar uit dagelijks zijn meestal zwaren arbeid opgewekt en zonder morren. Moeder verzorgde de huishouding op prijzenswaardige wijze boven alle lof en samen hebben ze met Gods hulp hun zeven kinderen met ere grootgebracht. Reden te over om Vader en Moeder beiden met grote liefde en dankbaarheid te blijven gedenken.

En Hiermee heb ik, geloof ik mijn belevenissen op de openbare school afgedaan. Of neen, toch niet geheel. Mijn geheugen raadplegend valt me nog een kleinigheid te binnen, dat ik nog volledigheidshalve vermelden wil. Op zekeren dag zei de meester, dat er den volgenden dag een fotograaf op school zou komen om een schoolportret te maken in den namiddag. Nou, dat was groot nieuws, voor mij althans. Het schoolfoto werd inderdaad gemaakt, doch ik was er niet opgekomen. Ik zou anders mijn zondagspakje aan hebben, want ik moest toch netjes op het portret staan, maar er kwam niets van, want ik werd ziek. Ik kreeg plotseling een aanval van wat men toen de derdedaagse koorts noemde en moest thuisblijven. Spoedig lag ik in bed te klappertanden.En zo is het geschied, dat ik als kind nooit op enig portret ben gekomen.

Dorpsagenda