Hoe Kom Je Nou In Noorwegen Terecht? (Deel 4)
Breek uit de sleur, doe iets geks en geniet vooral van het leven. Onder dat motto reed ik ruim twaalf jaar geleden met mijn beste vriend Smiley in zijn bestelbus richting de Spaanse costa’s om uiteindelijk in het zonovergoten Salou een nieuw leven te beginnen. Tien jaar na dato werd het tijd voor een nieuw avontuur met de bestelbus en zo bespraken we in de herfst van 2011 onze reis van bijna 6400 kilometer dwars door het winterse landschap van Scandinavië naar noordelijkste puntje van Europa. Doel van de reis was het zien van de Aurora Borealis, ook wel bekend als noorderlicht, dat eigenlijk alleen in de winter binnen de poolcirkel te zien is.
Op 17 december 2011 vertrokken we, gewapend met een HD videocamera, vanuit het Groningse Farmsum richting Scandinavië. Met de bestelbus als ons onderkomen, een barbecue om op te koken en genoeg proviant en noodvoorzieningen om zelfs een zware sneeuwstorm in de wildernis te kunnen overleven, begonnen we aan onze winterse reis naar de Noordkaap. Het begin van de reis deden we, met wat regen in Denemarken en natte sneeuw in zuid Zweden, uiteraard op onze sloffen. Ook het koken op de barbecue ging met dit weer van een leien dakje en slapen achter in de bus, bij een nachttemperatuur van iets onder het vriespunt, was in onze thermopakken prima te doen. De derde avond werd het een heel ander verhaal, toen we net voorbij het Zweedse Sundsvall in een echte sneeuwstorm terecht kwamen. Niet alleen wij maar ook onze navigatoren Tom & Tom waren volledig de weg kwijt, waardoor we noodgedwongen de bus langs de kant van de weg moesten zetten. De storm was zo hevig dat het onmogelijk was om de barbecue te gebruiken dus moesten we ons die avond tevreden stellen met wat donuts en bifi worstjes.
Tegen vier uur in de ochtend werden wakker van het oorverdovende lawaai van een enorme sneeuwschuiver die vlak langs de bus denderde. De storm was inmiddels gaan liggen maar had ondertussen die nacht de temperatuur in de bus nog wel even naar een frisse 12 graden onder nul laten zakken. De bifi worstjes hadden, gezien de onaangename lucht in onze slaapruimte, hun werk die nacht gedaan dus hoog tijd om ons naar de cockpit te verplaatsen en onze reis voort te zetten. Tegen de middag passeerden we de Finse grens en reden richting Rovaniemi, waar we het wereldberoemde Santapark van de kerstman te bezochten en op 66.30 graden noorderbreedte de poolcirkel passeerden. Inmiddels in de toendra van Lapland werd de afstand tussen de bewoonde gebieden steeds groter en de dorpen die we nog tegenkwamen steeds kleiner. Bij het plaatsje Inari, in het noorden van Finland, besloten we één nacht de afspraak, om in de bus te overnachten, te vergeten. We waren inmiddels vijf dagen onderweg, hadden slecht geslapen, slecht gegeten en begonnen ondertussen ook al aardig uit ons thermo-ondergoed te rieken. Een warme douche, een warme maaltijd en een warm bed waren op dit moment geen overbodige luxe. We besloten dit verder niemand te vertellen, om zo onze reputatie als echte avonturiers hoog te houden. Lang bleef ons moment van zwakte echter niet geheim want de volgende ochtend werden we tijdens het ontbijt door twee dames van middelbare leeftijd in de gaten gehouden. Na wat gefluister en schaapachtige blikken richting onze tafel stond één van de dames op en liep naar ons toe.
‘Zijn jullie die jongens van de Noorkááp?’ vroeg ze met een zwaar Gronings accent.
Vol verbazing keken we elkaar aan. Ik stopte onmiddelijk met kauwen want door het harde knäckebröd had ik het misschien niet goed verstaan.
‘Wij koom’ ook uit Groningn!’ zei ze lachend.
Had ik het toch goed verstaan!
Hoe was het mogelijk dat wij meer dan 2700 kilometer van huis, midden in Lapland aangesproken werden door een dame uit Groningen, die ook nog wist te vertellen dat we onderweg naar de Noordkaap waren.
‘Wij koom’ uit Loppersum en hebm’ jullie vorige maand in kráánt zien staan!’ riep ze luid, waarbij ze in haar enthousiasme onze tafel met spraakvocht zegende.
Terwijl Smiley onopvallend de rest van zijn ontbijt buiten sproeiafstand van de vrouw probeerde te schuiven, kakelde ze verder: ‘We zaagn jullie bus gistern al op parkeerplaats maar daarnet herkende ik jullie ook van foto in kráánt?’
Nou ben ik niet snel op mijn mondje gevallen maar dit was zo bizar dat ik de dame lange tijd sprakeloos aan zat te gapen. Ik was eerlijk gezegd zo verbaasd dat ik me de rest van het gesprek tot op de dag van vandaag niet meer kan herinneren.
Met nog ruim 400 kilometer voor de boeg lieten we Inari en daarmee ook de bewoonde wereld achter ons en reden de wildernis van Lapland in. De enorme ijs- en sneeuwvlaktes leken eindeloos en we voelden ons al gauw alleen op de wereld. De schemer zette al vroeg in en toen ik mijn mobieltje pakte om te kijken hoe laat het was, zag ik dat we inmiddels zo ver van de bewoonde wereld waren dat er zelfs geen gsm signaal meer was. Terwijl het ijs onder onze winterbanden kraakte, gaf de thermometer op het dashboard een buitentemperatuur van -28 aan. Na bijna twee uur rijden, zonder enig teken van ander leven, zette Smiley de bus aan de kant en stopte de motor. Dit moesten we echt voelen, echt horen en in alle rust beleven. We liepen de ijzige kou in en keken over de uitgestrekte witte vlakte. In absolute stilte, waarbij de enige geluiden onze eigen hartslag en ademhaling waren, lieten we dit overweldigende moment over ons heen komen. Een eindeloze lege wildernis van ijs en sneeuw, ver weg van de bewoonde wereld.
Na dit indrukwekkende moment vervolgden we onze reis via de E6 richting het eiland Magerøya waar we rond vijf uur ’s middags via de 7 kilometer lange Noorkaaptunnel eindelijk in het kleine vissersplaatsje Gjesvær op het noordwestelijke deel van het eiland aankwamen. Daar zouden we een aantal dagen in een vissershut blijven om de Noordkaap te bezoeken en het noorderlicht te zien. De hut was klein en door het lage puntdak kon je alleen in het midden ervan rechtop staan. In het keukentje, waar we zittend moest koken en afwassen, bevond zich aan weerszijden van de keukentafel een kleine bedstee met een gordijntje en in de badkamer moesten we knielen om bij de wastafel te kunnen.
Na een flinke warme maaltijd in huize hernia klommen we in onze thermopakken over de rotsen achter onze vissershut, om aan de kust in het volledige duister te wachten op het noorderlicht. Ver weg van alle lichtgevende steden zagen we zoveel sterren dat het bijna onwerkelijk leek. Inmiddels wisten we al dat we een hoop geduld moesten hebben want de Aurora Borealis laat zich niet zo maar zien. Alleen onder de juiste omstandigeheden, zoals een heldere hemel en genoeg zonnedeeltjes die de atmosfeer binnendringen is dit wonder van moeder natuur te zien. Tegen middernacht hadden we nog geen spatje noorderlicht gezien en de ijzige poolwind dwong ons uiteindelijk om terug te gaan naar onze hut, waar we na een paar glazen warme glühwein in een diepe slaap vielen.
In de daaropvolgende dagen maakten we kennis met de enorm depressieve werking van de poolnacht, die het eiland Magerøya in de midwinter drie maanden lang in duisternis hult. Met maar een half uurtje schemer per dag bleek deze poolnacht uiteindelijk onze zwaarste beproeving van de hele reis. Hevige sneeuwval en harde wind maakte het daarbij onmogelijk om naar de Noordkaap te rijden of het noorderlicht te zien, waardoor de verveling al snel toe sloeg. Na twee dagen wachten in onze vissershut, die elke minuut kleiner leek te worden, waren we inmiddels alle besef van tijd kwijt en speelden we de hoofdrol in ons eigen Stephen King verhaal.
Op eerste kerstdag knapte het weer iets op en konden we eindelijk de laatste 40 kilometer richting de Noordkaap voltooien. Een ritje die ons, zonder spijkerbanden in de stormachtige wind op ijzige wegen langs diepe ravijnen zonder vangrail, bijna fataal werd. Tijdens deze kamikazerit kreeg de wind een paar keer flink grip op de bus waardoor we bijna van de weg af gleden. Gelukkig wist Smiley de bus nog net in bedwang te houden en passeerden we in de ochtendschemer het entreebord van de Noordkaap. De 235 Noorse kronen entreegeld voor deze bijna-dood-ervaring mochten we houden want er was tijdens de kerstdagen niemand aan het werk. In de ijskoude wind liepen we naar de punt van de rots, waar een paar honderd in de diepte de Barentszee wild tegen de rotswand beukte. We keken over de woeste zee, die er in het schemer vrij onheilspellend uit zag. Daar lag ergens in de verte Spitsbergen, het laatste eiland tussen ons en de Noorpool. De snijdende poolwind maakte het bijna onmogelijk om lang op de rots te blijven en zo reden we een kwartier later stapvoets terug naar onze hut.
Tegen de avond brak de lucht open en lagen we opnieuw vol spanning op de rotsen te wachten op het noorderlicht. Zou de mysterieuze dame van het noorden, zoals de eilandbewoners haar noemden, zich vanavond wel laten zien? Al snel verschenen er lange witte slierten in de lucht, die uiteindelijk groen kleurden. De groene slierten kwamen langzaam op ons af en lieten bij het neerdaalen een spoor van lange groenverlichtte strepen achter. Binnen een paar minuten was de hele lucht ermee gevuld en staarde ik vol verbijstering naar een enorm gordijn van groen neonlicht, dat heel langzaam pal boven mijn hoofd in de wind bewoog. Daar was ze dan, de Aurora Borealis in al haar glorie en zo veel mooier dan op alle filmbeelden en foto’s die ik van haar had gezien. Als een geest danste de mysterieuze dame van het noorden door de sterrenhemel, waarbij ze steeds weer een andere vorm aannam. Betoverd door haar schoonheid vergat ik alles om mij heen en bleef in extase naar haar kijken tot ze uiteindelijk net zo mysterieus verdween als ze gekomen was. Het gevoel van extase maakte plaats voor een vreemde leegte. Ik bleef naar de sterrenhemel staren, in de hoop haar weer te zien maar ze kwam niet terug. Als een puber met liefdesverdriet sjokte ik terug naar onze hut om mijn spullen te pakken want het was hoog tijd om dit deprimerende donkere eiland te verlaten en richting het zuiden te rijden. Bovendien waren we door Jan Berend, een oude kennis uit Delfzijl, uitgenodigd om in zijn hotel in het zuiden van Noorwegen oud en nieuw te komen vieren en dat wilden we voor geen goud missen.
Met hotel Gautefall als eindbestemming doorkruisten we het winterse maar vooral ruige landschap van Noorwegen en reden in nog geen vier dagen van de Noordkaap naar Gautefall, waar we met open armen werden ontvangen. Tijdens de nieuwjaarsparty liet ik me nog één keer over halen om als diskjockey in de bar-dancing van het hotel te draaien en nog geen twee dagen later bood Jan Berend mij een baan als public relations manager aan. Natuurlijk hoefde ik over dit aanbod niet lang na te denken. Als diskjockey was ik al gestopt en na 25 jaar horeca wilde ik eindelijk wel eens wat anders. Bovendien hoefde ik met deze baan niet bang te zijn dat ik, zoals in Spanje, rond moest komen van minder dan 800 euro in de maand. Een paar dagen later legde mijn beste vriend Smiley de laatste kilometers van de terugreis naar Nederland alleen af en zo eindigde ons hele avontuur dat mij via Spanje en het noordelijkste puntje van Europa uiteindelijk naar Noorwegen bracht.
Breek uit de sleur, doe iets geks en geniet van het leven….